Marianne Faithfull – Before the Poison (2004)

Koningin van de tragiek

Het werd weer eens tijd om een stukje te schrijven. Maar ja, zoveel muziek, zo weinig tijd… Sommige platen maken direct indruk en worden hoe vaker je ze draait een steeds groter deel van je leven. Zo ook ‘Before the Poison’ van Marianne Faithfull. Een bloedmooie en emotionele rollercoaster welke één van mijn favoriete albums is geworden.

Mijn eerste kennismaking met Marianne Faithfull was door Metallica’s ‘The Memory Remains’. Haar bijdrage op dat nummer? “La, da, da, da, la, da, da, da, la, da, da, da” Het ging niet om wat ze zong, maar hoé ze het zong. Wie is dit? Het is niet per se mooi maar wel fascinerend. De stem, versleten, oud, misbruikt, maar vooral ook geleefd. Toch wel nieuwsgierig geworden begon ik wat flarden van haar toen nieuwste plaat ‘Give My Love to London’ te luisteren. En hoewel het niet meteen liefde op het eerste gezicht was had de muziek wel een bepaalde aantrekkingskracht. Toen ik toch het album in zijn geheel een kans gaf viel het kwartje. Die zwaar doorrookte stem heeft een hoop te vertellen en emoties om over te brengen. ‘Give My Love to London’ was daarmee mijn instapper en is een ontzettend mooie plaat. Via de bibliotheek heb ik daarna nog een aantal albums leren kennen en deze, ‘Before the Poison’, maakte misschien wel de meeste indruk.

Desperanto spoken here,
Today I hear it everywhere,
It is the language of Despair
It’s in your nails and It’s in your hair
It’s in your mouth instead of air

Uit ‘Desperanto’

Marianne Faithfull werd ontdekt bij een feestje van The Rolling Stones in 1964 door hun toenmalige manager Andrew Loog Oldham. Mick Jagger en Keith Richards schreven terwijl zij door Oldham net zo lang in een keuken opgesloten waren tot ze iets hadden haar eerste hit, ‘As Tears Go By’ (The Rolling Stones zouden enige tijd later hun eigen versie opnemen). Dit leidde tot enkele platen en singels in de jaren 60. Faithfull is zelfs te horen in de achtergrondkoortjes op ‘Yellow Submarine’ en ‘All You Need is Love’ van The Beatles. Ze krijgt een relatie met Jagger wat zorgt voor een roerige tijd. Diverse verslavingen stapelen zich op en escaleren na de relatiebreuk en wanneer ze de voogdij over haar zoon verliest onderneemt ze een zelfmoordpoging. Er volgt een tijd die wordt gedomineerd door een heroïneverslaving, het krijgen van anorexia en 2 jaar lang dakloos rondzwerven in London. Halverwege de jaren 70 pakt ze de draad weer voorzichtig op met haar stem als eeuwige herinnering aan deze heftige tijd. Echt, hoe een stem in zo’n relatief korte tijd kan veranderen is bizar. Vergelijk voor de gein eens haar versie van ‘As Tears Go By’ uit 1964 met de opnieuw opgenomen versie uit 1987. Het is een wereld van verschil. Die laatste genoemde versie is zonder enige twijfel favoriet. Haar bekendste plaat, ‘Broken English’ uit 1979, betekende haar definitieve commerciële terugkeer naar succes. Er zouden nog vele platen volgen met vele verschillende samenwerkingen, ze heeft er in het totaal zo’n 22 gemaakt.

Faithfull krijgt op ‘Before the Poison’ hulp van een aantal grote namen. Het grootste aandeel is van de Bitse singer-songwriter PJ Harvey, waarmee ze samen aan de helft van de plaat heeft gewerkt. Vervolgens verzorgt Nick Cave samen met zijn band The Bad Seeds de muziek op drie nummers en helpen Damon Albarn van Blur en Gorillaz en Jon Brion ook mee aan twee nummers (respectievelijk op ‘Last Song’ en ‘City of Quartz’). Alhoewel ik (nog) niet erg bekend ben met de carrières van alle gastartiesten, is het wel duidelijk dat zij een aanzienlijke stempel drukken op de nummers. Ze verschillen best wel van sound, maar gelukkig voelt het ondanks dat toch aan als een geheel. De plaat zou in eerste instantie ‘The Mystery of Love’ heetten en met een andere trackvolgorde uitgebracht worden. Het is over het geheel een nogal zwaarmoedige plaat met enkele lichtere momenten, iets wat de hoes met het kleurgebruik perfect uitstraalt.  

Show me sweetness, show me summer skies
Show me how to make this wrong seem right
Show me laughter in your pale blue eyes
Tell me, tell me have you changed your mind?

Uit ‘The Mystery of Love’

Met ‘The Mystery of Love’ wordt gelukkig nog niet té donker begonnen. Het opent de plaat stemmig met Harvey’s gitaarspel. Mooi gebruik van glockenspiel en piano in het laatste deel. Op de een of andere manier roept het een herfstgevoel op. Heerlijk dromerig, laat de verkleurde bladeren maar vallen. ‘My Friends Have’ is dan weer wat meer rockgericht. Het schuurt een beetje, het is haast wat ongemakkelijk. En dát maakt het eigenlijk wel lekker. Harvey is nog wat meer aanwezig als achtergrondzangeres in de refreinen. Met ‘Crazy Love’ wordt het dan weer meer romantisch. Mooi pianowerk en zelfs ruimte voor viool (mooie solo op het einde!). Hierdoor wordt het niet té clichématig, het maakt het een stuk oprechter. Echt een prachtige ballad met Cave and The Bad Seeds.

Live versie van ‘The Mystery of Love’ uit 2005

Vanaf nu begint de stemming wat om te slaan en volgen er enkele donkere emotionele songs. ‘Last Song’ is als de titel al doet vermoeden erg zwaar qua sfeer. Het nummer doet door het een beetje Arabisch aan waardoor het net wat meer drama meekrijgt. Gelukkig vliegt het niet uit de bocht, het is een erg indrukwekkend nummer geworden met een mooie tekst. ‘No Child of Mine’ begint haast angstaanjagend. De piano is subtiel aanwezig maar maakt de coupletten en bridge vrij onheilspellend. Bij de refreinen mag de opgebouwde spanning eruit. Simpel maar wel erg emotioneel en krachtig. De overgang naar het outro voelt wat abrupt, maar zodra Harvey Faithfull bijvalt op zang klopt het helemaal. Het outro is ook te horen als nummer op het PJ Harvey album ‘Uh Huh Her’ die in hetzelfde jaar is uitgebracht.

Don’t cry my child, you must know
That every man I’ve ever loved
Has been a child and fatherless
Trust in yourself, it’s all that you can trust

Uit ‘No Child of Mine’

Met het titelnummer ‘Before the Poison’ wordt het weer wat steviger. Het is in de refreinen bijna grunge achtig. Muzikaal erg duister en de teksten zijn gitzwart, pure wanhoop. De overgangen tussen de eerste twee coupletten en het derde couplet en laatste refrein zorgen met die piano er op de een of andere manier voor dat de spanning ontzettend wordt opgebouwd. IJzingwekkend gewoon, prachtig gedaan door Harvey. Was ‘Crazy Love’ al een prachtig nummer van Cave, ‘There Is a Ghost’ gaat daar misschien nog wel overheen. Een vergelijkbare sound maar dan een stuk zwaarder qua stemming. Magisch en tragisch tegelijkertijd eigenlijk. Een erg ontroerend stuk met een sterke opbouw. Met ‘In the Factory’ lijkt de lucht weer voorzichtig wat op te klaren. Echt zo’n nummer dat in eerste instantie aan je voorbij trekt en zich pas na wat meer luisterbeurten voor je opent. Het begint rustig met de kalme coupletten om vervolgens in de refreinen voor even de hemel open te laten gaan. Mooi subtiel gitaarwerk van Harvey. Hoe vaker ik dit nummer hoor, des te meer het mij raakt.

Videoclip voor ‘There Is a Ghost’

Bam. In ‘Desperento’ wordt er een geluidsmuur op je afgeknald. De gitaren en violen piepen en vervormen en de orgels gieren. Een soort experiment waarbij het erop lijkt dat Faithfull een gedicht voordraagt over een jammende Cave en zijn Bad Seeds. Het is allemaal een beetje chaos, maar na een hoop zwaarmoedige nummers wel een zeer aangename chaos. Met een fijn baslijntje ook om mee te spelen. En dan zit het er bijna op, het speeldoosje wordt nog één keer opgewonden. ‘City of Quartz’ sluit de plaat op een originele en ontroerende manier af. En hoe zoet de muziek is, zo donker is de tekst. Dat zorgt voor een nogal vreemd maar fascinerend sfeertje. Faithfull zingt het zo ingetogen mogelijk. Langzaam verslapt de spanning op de veer… en stopt het speeldoosje.

It’s hard to believe
In the factory
How they made you
And they made me

Made of ideas
Made to think and feel
Do you feel too much?
Do you feel too real?

Uit ‘In the Factory’

Gelukkig is de volgorde van de nummers uiteindelijk aangepast want de flow is wat mij betreft perfect. Faithfull heeft een redelijk beperkt stembereik maar dat heeft ze voor deze muziek helemaal niet nodig. Ze weet met haar gehavende stem elke song met veel passie en emotie te brengen. Daarbij helpt het dat het niet allemaal doorsnee teksten zijn maar dat ze iets poëtisch over zich hebben. Pijn, verdriet, maar op momenten hoopvol. Wat ook knap is, is dat de plaat door de samenwerkingen iets eigentijds (of is het toch tijdloos?) heeft zonder dat het ten koste gaat van authenticiteit. Het is een rijk en divers geheel geworden met louter sterke nummers. De koningin van de tragiek weet zelfs laat in haar carrière nog een meesterwerk te maken. In de afgelopen 5 jaar is dit één van mijn meest dierbare albums geworden.

There is a dream
You’ve had before
And forgot many times
So many times

When you remember who I am
Just call

Uit ‘There Is a Ghost’

*****

4 Kerstplaten

Wanneer de dagen korter worden en er geen blad meer aan de bomen zit weet je dat er geen ontsnappen meer aan is, kerstmuziek. Jarenlang heb ik me er tegen verzet. Blegh, ik moest er niks van hebben. Altijd maar weer diezelfde nummers, kunnen ze niet eens wat anders draaien? Een paar jaar terug heb ik de strijd maar opgegeven en dat was een hele opluchting. Het hoort er nou eenmaal bij en ach, een groot deel van de bekende singles is natuurlijk wel tijdloos en heeft zeker wel kwaliteit. Alleen ‘All I Want for Christmas Is You’, daar blijf ik jeuk van krijgen. Je moet ook niet té veel willen natuurlijk. Maar een beetje variatie qua kerstmuziek kan nog steeds geen kwaad. Daarom vier kerstplaten voor je als eens wat anders wilt dan Mariah Carey, Wham! en Chris Rea.

Heart – Heart Presents a Lovemongers’ Christmas (2001)

De Amerikaanse rockband Heart bestaat al jaren rondom de zussen Ann (zang) en Nancy (gitaar en zang) Wilson. In de jaren 70 wisten zij een blend te creëren van hardrock met folk invloeden en scoorden daarmee hits als ‘Barracuda’, ‘Crazy on You’ en ‘Magic Man’. Halverwege de jaren 80 behaalde de band opnieuw succes met de powerballads ‘Alone’ en ‘These Dreams’. In de 90s richtten de dames een akoestische band op, The Lovemongers, waarmee in 1998 het kerstalbum ‘Here Is Christmas’ werd uitgebracht. In 2001 werd deze plaat opnieuw uitgebracht onder de bandnaam Heart om hier vervolgens in 2004 twee nieuwe nummers aan toe te voegen en de tracklist om te gooien. Die laatste versie is zoals ik de plaat ken en ook op Spotify staat.

Eigenlijk klinkt het album helemaal niet zoals je die van Heart zou verwachten. De gitaren spelen een relatief kleine rol en het is een beetje een mengeling van popachtige arrangementen en wat meer traditionelere kerstnummers geworden.  Met ‘Let’s Stay In’ wordt het zelfs een beetje jazzy. De beste nummers zitten wat mij betreft vooral in de eerste helft. Niet toevallig ook voornamelijk de zelfgeschreven nummers zoals kerstanthem ‘Here Is Christmas’ (sentimenteel maar stiekem toch wel goed), het sfeervolle akoestische ‘Christmas Waits’ (gezongen door Nancy) en het mooi gezongen ‘How Beautiful’. Hoewel ‘Oh Holy Night’ een behoorlijk voorspelbare keuze is voor een kerstalbum, kan ik niet ontkennen dat hij wel sterk neergezet wordt.

De plaat is over de hele linie misschien niet overal even sterk maar zeker prettig om naar te luisteren. De zussen, met name Ann, hebben fantastische stemmen en weten wel de nodige sfeer neer te zetten. Het lukt ze daarmee wel een gevoelige snaar bij me te raken waardoor dit album met kerst niet meer mag ontbreken.

***1/2

Jethro Tull – The Jethro Tull Christmas Album (2003)

Al een paar jaar is deze kerstplaat van Jethro Tull hier thuis favoriet. Pa is al lang fan van ze, dus op die manier ben ik met ze in aanraking gekomen. De band werd in 1967 opgericht door multi-instrumentalist Ian Anderson en is altijd zijn kindje gebleven. Samen met gitarist Martin Barre was hij jarenlang het enige constante bandlid. De Britse band maakte een aantal klassieke albums zoals ‘Aqualung’, ‘Thick as a Brick’ en ‘Songs from the Wood’ waarbij ze progressive rock overgoten met een flink saus folkmuziek. De dwarsfluit en de nodige akoestische snaarinstrumenten konden hierbij niet bij ontbreken.

Wat kun je verwachten qua sound van ‘The Jethro Tull Christmas Album’ ? Het is een beetje alsof je ergens midden in een Engels woud in de middeleeuwen bent. Eigenlijk is het vrij typisch Jethro Tull, folky met veel ruimte voor akoestische instrumenten zoals de welbekende dwarsfluit van Anderson. Maar ook mandoline, piccolo en zelfs accordeon komen voorbij. Voor dat laatste ben ik een nogal allergisch, maar gelukkig is deze niet zo prominent aanwezig. Met 16 nummers en een speelduur van dik een uur is het een aardige zit, toch voelt het niet zo lang. Dat zegt gelukkig wel wat over de kwaliteit. Dus kruip in je blokhut, steek de open haard  aan, pak er een gele rakker bij en geniet.

Op vroegere platen heeft Jethro Tull al vaker kerstnummers (of nummers die binnen het thema passen) gemaakt, hiervan zijn er zeven opnieuw opgenomen voor deze plaat. Van deze nummers bevallen vooral ‘Weathercock’, ‘Ring Out Solstice Bells’ en ‘A Christmas Song’ mij het beste. Op en top folky met mooie instrumentatie. Voor de rest zijn er een aantal traditionals en nieuw geschreven nummers. ‘Birthday Card at Christmas’ opent de plaat lekker luchtig en ‘Last Man at the Party’ en ‘First Snow on Brooklyn’ hadden zo uit de glorietijd van de band kunnen komen. Ook staan er een aantal ouderwets instrumentale krakers op. Zo’n ‘Holly Herald’ is zo aanstekelijk happy, alsof je op kerstochtend wakker wordt en ziet dat het gesneeuwd heeft. Daarnaast is de instrumentale versie van ‘God Rest Ye Merry, Gentlemen’ zeker geslaagd en het door Barre geschreven ‘A Winter Snowscape’ is lekker dromerig als afsluiter. Ook de herbewerking van ‘Bourée’ mag er zijn.

Jethro Tull heeft het voor elkaar gekregen om een kerstplaat te maken die dicht bij hun eigen geluid blijft. Toch heeft men de sound iets verrijkt om de kerstsfeer op te roepen en is het songmateriaal gewoon meer dan prima. Het sluit daardoor eigenlijk naadloos aan op Jethro Tull’s eerdere werk waardoor het niet geforceerd overkomt. Tot voor kort leek het hun laatste wapenfeit te zijn, maar wonder boven wonder kunnen we in 2022 weer een nieuwe plaat van ze verwachten. Als dat geen kerstcadeautje is…

****

Ray Charles – The Spirit of Christmas (1985)

De stap van soul naar kerst is natuurlijk maar een kleine en Ray Charles laat zien hoe je dat doet zonder voor de gemakkelijkste weg te kiezen. De naam Ray Charles is me zeker niet vreemd, maar eerlijk is eerlijk, echt veel muziek ken ik nog niet van de beste man. Maar dit nodigt zeker wel uit om eens wat meer van zijn muziek te gaan luisteren. Want wat heeft de man een geweldige stem zeg, echt prachtig gewoon. En dan te bedenken dat ‘The Spirit of Christmas’ relatief laat in Charles’ carrière zit. De man maakte vanaf eind jaren 40 al singles en heeft in de loop van zijn leven maar liefst 62 platen uitgebracht.

Voor een plaatje uit de 80s klinkt ‘The Spirit of Christmas’ opvallend tijdloos. Slecht de gitaarsound verraad qua klank dat het album bijna 40 jaar geleden is opgenomen. Het is een lekker soulachtig kerstplaatje met de nodige jazz invloeden geworden. En dat klinkt erg lekker moet ik zeggen, geen belegen kerstliedjes maar mooie uitvoeringen van een aantal klassiekers en nieuwe nummers.

Alleen de jazzy opener ‘What Child Is This?’ is al geweldig. Een mooi ingetogen begin om na 1,5 minuut los te barsten in een uitgesponnen instrumentale trip. Erg fijn gearrangeerd ook, iets wat eigenlijk wel voor alle nummers geldt. Ondanks het feit dat Charles weinig zingt op dit nummer is het wel een hoogtepunt. Maar er valt zeker meer te genieten. Zelfs de voor de hand liggende kerstkrakers zoals ‘Santa Claus Is Comin’ to Town’, ‘Rudolf’ en ‘Winter Wonderland’ zijn goed uitgevoerd en weet Charles naar zijn hand te zetten. Ook zijn er nog een viertal nieuwe nummers waarvan met name ‘All I Want for Christmas’ en ‘Christmas Time’ er mogen zijn. Op de geremasterde cd staat ook nog een duet (‘Baby, It’s Cold Outside’) met Betty Carter die ook zeker niet verkeerd is.

Charles heeft met ‘The Spirit of Christmas’ een kerstplaat gemaakt zonder teveel cliché elementen zoals kerstbelletjes te gebruiken. Het resultaat is enorm sfeervol en wanneer Charles begint te zingen laat hij je voor de rest van het album niet meer los. Hopelijk wordt hij snel weer wat beter leverbaar en op Spotify gezet want het is een absolute aanrader binnen het genre!

****

We Wish You a Metal Xmas and a Headbanging New Year (2008)

Voor als je al wat verder op de avond bent en je meerdere drankjes achterover hebt geslagen, is er deze plaat. Kerstklassiekers in een steviger (leren) jasje, geen trage ballads maar vol gas. Het is een groot feest geworden met een gigantisch aantal rock/metal muzikanten van oa. Anthrax, Black Sabbath, Kiss, Motörhead, Nirvana, Toto en ZZ Top. Een bont gezelschap dat er duidelijk lol in heeft gehad om dit plaatje in elkaar te draaien.

Tsja, over de nummers zelf valt niet zo veel te zeggen. Het is eigenlijk precies zoals je zou verwachten, hard rock/metal bewerkingen van kerstklassiekers, niets meer maar ook niets minder. Opvallend zijn dan nog wel bijvoorbeeld Lemmy (Motörhead) die toch wel ouderwets lekker rock ’n roller ‘Run Rudolf Run’ in staat te schreeuwen. Tony Iommi en Ronnie James Dio (Black Sabbath) maken een lekkere licht doomy versie van ‘God Rest Ye Merry Gentlemen’ en leuk is ook de manier waarop Alice Cooper ‘Santa Claws is Coming to Town’ naar zijn hand weet te zetten. Hilarisch hoogtepunt is dan weer het gegrunte ‘Silent Night’. Voor de rest is het weinig bijzonder maar zeker wel geinig gedaan.

Het is allemaal niet serieus bedoeld en dat is nou net waarom dit zo’n geinig plaatje is. Een leuke gimmick om de kerst een beetje meer pit te geven of om bezoek dat nét even te lang blijft plakken naar huis te krijgen. Als je van wat stevigere muziek houdt en absoluut geen zin hebt in de standaard kerstnummers is dit best een aanrader om de kerstdagen met een grijns op je gezicht door te komen.

***

En voor als je toch nog iets (deels) Nederlandstalig wilt….

Fijne feestdagen allemaal!

Roger Taylor – Happiness? (1994)

Vandaag is het Mental Health Day, zeker in de coronacrisis met voorlopig weinig perspectief op verbetering is dat geen overbodige luxe. Ook een goed moment om stil te staan bij de vraag; wat is geluk? Voor mijzelf is dit een zoektocht en een worsteling die al bijna 15 jaar duurt. Toch probeer je het dagelijks in de kleine dingen te vinden, iets wat het leven zin geeft. Al is het maar een klein stap, misschien dat Roger Taylor met ‘Happiness?’ een zetje in de goede richting kan geven.

Happiness is what you need

Happiness is all around

I’s not easy to define it

It can’t easily be found

Uit ‘Happiness’

Zeg je Roger Taylor, dan doet dat vast nog niet bij iedereen een belletje rinkelen. Zeg je Queen, dan wordt dat een heel ander verhaal. Taylor is de drummer van de band en heeft met onder andere ‘Radio Gaga’, ‘A Kind of Magic’, ‘These Are The Days of Our Lives’  en ‘Heaven for Everyone’ een aantal grote hits geschreven. Zijn nummers staan vaak in contrast met de bombastische sound waar Queen vooral bekend om staat. Meer recht toe recht aan, puur en direct. Naast dat Taylor een vet potje kan drummen kan hij ook behoorlijk goed zingen. Zijn stem doet me erg aan Rod Stewart denken, een wat hoge rauwe stem met een typische rasp. Op de oude Queen nummers nam hij vaak de hoogste stemmen van de koortjes voor zijn rekening (Galileooooo, For meeeeeee). Niet iedereen is fan van zijn zang maar ik luister graag naar zijn stem en hij kan er wat mij betreft prima mee door als leadzanger.

Taylor heeft van alle Queen bandladen de meeste soloplaten gemaakt en had daarnaast zijn hobbyband The Cross. Daarom was ik het meest nieuwsgierig naar zijn albums. Voor de zomervakantie van 2016 had ik aantal albums van hem om mijn telefoon gezet, maar pas in de kerstvakantie kwam ik aan ‘Happiness?’ toe. Inmiddels was het de laatste dag van mijn vakantie op Bali en tijd om de koffers in te pakken. En daar, aan de andere kant van de wereld, kwam hij meteen goed binnen. Wát een bijzondere sfeer heeft dit album! Daarna werd het een plaat die het ook goed deed tijdens het studeren, zeker in het najaar wanneer het vroeg donker wordt en de bladeren van de bomen vallen. In eerste instantie vooral lekker voor op de achtergrond, maar met elke luisterbeurt trok de muziek ook steeds meer de aandacht. Ook voor de gezellige avonden met vrienden werd dit een favoriet voor op de achtergrond. Daar zit denk ik ook meteen de kern in waarom deze plaat zo veel voor me betekent. Het is fijne muzikaal ‘behang’ maar er valt ook meer dan genoeg te ontdekken.

Taylor live tijdens de promotietour (1994)

Maar goed, terug naar het album zelf. Queenzanger Freddie Mercury overleed eind 1991 waardoor de activiteiten rondom Queen (voorlopig) stil werden gelegd. Het verlies van Mercury hakte er flink in bij de bandleden. Brian May stortte zich vrij snel op het afmaken van zijn soloalbum (Back to the Light) en ging hier ook mee op tournee. Taylor had meer tijd nodig om tot zichzelf te komen. Zijn hobbyband The Cross was inmiddels opgeheven zodat hij in 1993 begon aan zijn derde soloalbum. ‘Happiness?’ werd een persoonlijke en een vrij rustige plaat gericht op verwerking van verlies en zoektocht naar hoe het leven weer op te pakken. Taylor’s teksten zijn misschien weinig diepgaand maar des te puurder en oprecht. Eigenlijk een plaat over wezenlijke dingen in het leven. Taylor maakte de plaat grotendeels zelf met hulp van enkele vrienden, waaronder bassist Phil Spalding (Mick Jagger, Elton John). Josh Macrae produceerde met Taylor de plaat, hij was al eerder producer van The Cross en zou later ook betrokken zijn bij live releases van Queen.

Het eerste nummer zet je behoorlijk op het verkeerde been. ‘Nazis 1994’ opent nogal onheilspellend en past qua sfeer eigenlijk niet goed bij de rest van de nummers. Ondanks dat is het toch een intrigerend nummer dat indertijd een behoorlijk controversiële single was. In de UK mag hij zelfs niet meer op de radio gedraaid worden. Heerlijk stuwend ook als de drumloops worden uitgebreid tijdens het nummer. Met het titelnummer is de storm gaan liggen en horen we Taylor op zijn gevoeligst. ‘Happiness’ is een ontzettend mooi melancholisch nummer. Misschien zijn het allemaal wat tegeltjeswijsheden maar het is zo puur en oprecht dat het hem vergeven is. Emotioneel maar toch ook een hoopgevend nummer. ‘Revelations’ is wat luchtiger en rockt zelfs een beetje. Fijne relaxte sfeer en steekt instrumentaal goed in elkaar, ideale luistermuziek.

I’ve been to the third world

They’ve got nothing but hope

Through the starving and dying

Sometimes somehow they cope

Uit ‘Revelations’

‘Touch the Sky’ begint met een lang iets wat zweverig instrumentaal intro. Tikkeltje kitscherig misschien maar het bouw wel mooi op en weet altijd wel een gevoelige snaar te raken. Tekstueel is het voor mij een van de mindere nummers van het album maar de refreinen zijn enorm krachtig (die uithalen van Taylor!) en opbeurend waardoor het nummer er zeker mag zijn. Écht bombastisch en Queen achtig wordt het eigenlijk alleen op ‘Foreign Sand’, een nummer samen met de Japanse muzikant Yoshiki (X Japan). Een knap in elkaar stekende powerballad waarop alle registers open worden getrokken. Ben benieuwd hoe dit geklonken zou hebben met Queen, Mercury had het zomaar geschreven kunnen hebben. Wat dat betreft klinkt ‘Freedom Train’ meer als een Taylor song voor Queen. Lekker spannende opbouw en met veel nadruk op percussie. Naar het einde toe mag Taylor lekker los gaan op de drums. Van dit soort nummers had hij er wel meer mogen maken.

Everybody hurts sometime, you know it

And everybody loves sometime, don’t be afraid to show it

And if you don’t get a little hurt sometimes

If you don’t dig a little dirt sometimes

You ain’t living at all

Uit ‘Everybody Hurts Sometimes’

The sweetest thoughts, that I entertain

Are of happy days, that might come again

I don’t know your face, I don’t know your name

‘til we meet again, hope we meet again

‘you have to be there’

Uit ”You Had to be There”

En dan keert de rust weer terug. ‘’You Had to be There’’ is enorm melancholisch en mooi in zijn eenvoud. Het weet me op de een of andere manier altijd weer bij de keel te grijpen. Neem bijvoorbeeld de gitaarsolo, simpel maar o zo doeltreffend. ‘The Key’ is vervolgens weer wat luchtiger maar heeft wel een aardige tekst. Misschien een wat minder opvallend nummer in het geheel maar het steekt prima in elkaar. ‘Everybody Hurts Sometimes’ heeft haast een soort soulachtige vibe al heeft Taylor er voor gekozen om het klein te houden met bescheiden achtergrondzang. Een mooi emotioneel nummer. Ben wel benieuwd hoe dit met een gospelkoor had geklonken, de live versie van Queen’s YouTube kanaal is in ieder geval zeer aan te raden.

They say it’s all in the mind

Well I’m sure that’s true

But knowing isn’t a cure

It don’t help me or you

Uit ‘Loneliness’

‘Met ‘Loneliness’ legt Taylor de vinger op de zere plek. Geen poespas maar een pijnlijk rechtdoorzee tekst die door de coronacrisis actueler is dan ooit. Een kort maar behoorlijk intens nummer, prachtig hoe Taylor hierin een bijzondere sfeer weet te vangen. ‘Dear Mr. Murdoch’ kan wederom op een rake tekst rekenen, maar dan gericht aan Rupert Murdoch (eigenaar van sensatieblad The Sun) en alle media aandacht in de aanloop naar Mercury’s overlijden en het gissen naar zijn mogelijke ziekte. De muziek is opvallend tam voor de agressie van de tekst, misschien had dat nog wel iets bijtender gemogen alhoewel het nu wel beter bij de sfeer van de overige nummers past. In ‘Old Friends’ richt Taylor zich nog één laatste keer tot Mercury en neemt hij afscheid van zijn goede vriend en bandgenoot. Emotioneel maar toch ook weer niet té zwaar om het album toch hoopvol af te sluiten. Prachtig nummer en eerbetoon aan de grote zanger.

And so I raise my glass in a last goodbye

Sleep in peace old friend, for me you’ll never die

The best thing I can say, after all this time is

‘You were a real friend of mine’

Old friends, in better times

Uit ‘Old Friend’s

Waar Roger Taylor’s nummers bij Queen soms wat uit de toon konden vallen weet hij ze bij zijn solo albums (en bij The Cross ook trouwens) het beste tot zijn recht te laten komen. ‘Happiness?’ is voor mij niet alleen zijn beste soloplaat maar überhaupt het beste solo album van een Queenbandlid. Niet elk nummer is een voltreffer en tekstueel zou het soms echt wel wat dieper mogen, maar ze komen wel uit het hart en dat is ook wat waard. Daarnaast is de sfeer fantastisch en vallen er genoeg muzikale details te ontdekken. Ik laat me dit album maar op doktersrecept voorschrijven om elke dag een stapje dichterbij geluk te komen. Wie weet…

And happiness. just can’t be taught

When you’re young or if you’re old

No matter how, how hard you try

In your own life, and through your years

With every up, must come a down

Enjoy the laughter and the tears

Of happiness

Uit ‘Happiness’
Roger Taylor

KISS – Hot in the Shade (1989) & Revenge (1992)

Het is een beetje raar om juist hier te beginnen met de discografie van Kiss, maar ja, je eerste kus is magisch en vergeet je nooit meer. In de laatste jaren van de middelbare school, ondertussen alweer bijna tien jaar geleden heb ik gigantisch veel nieuwe muziek leren kennen via de plaatselijke bibliotheek. Op het hoogtepunt joeg ik er zo’n 40 albums per maand doorheen. School was niet bepaald de leukste tijd meer en een band als Kiss was de ideale escape from reality, no-nonsense hard rock met een hoog party gehalte. ‘Strutter’ en ‘I Was Made for Lovin’ You’ waren de enige nummers die ik kende en smaakten wel naar meer. Veel keus was er op dat moment niet en de oudste twee album die de bibliotheek had waren ‘Hot in the Shade’ & ‘Revenge’, niet de meest voor de hand liggende instappers.

De Amerikaanse hardrockband Kiss was eind jaren 80/begin jaren 90 al lang niet meer de groep met de bekende geschminkte gezichten. Toen hun populariteit na de successen in de jaren 70 was gekelderd vonden de heren het in 1983 tijd om hun echte gezichten te laten zien en hoopten op die manier weer in de belangstelling te komen. De make-up zou pas weer bij de reünietour van 1996 terugkeren (op de videoclip voor ‘Rise to It’ van ‘Hot in the Shade’ na). Van de 70s bezetting zijn alleen Paul Stanley (zang/slaggitaar) en Gene Simmons (zang/basgitaar) nog een onderdeel van de groep

Hot in the Shade (1989) 3*

De 80s waren niet altijd makkelijk voor Kiss. Hun populariteit kende pieken en dalen en ook artistiek gezien hadden ze betere tijden gekend. Het was voornamelijk Stanley die de band in de jaren 80 in leven hield terwijl Simmons tevergeefs een carrière in de filmindustrie probeerde op te bouwen. Stanley schreef overduidelijk de sterkste nummers in deze periode en hielp Kiss aan enkele hits zoals ‘Lick it Up’, ‘Heaven’s on Fire’ en ‘Crazy Crazy Nights’. Gecombineerd met Simmons’ duidelijk zwakkere nummers zorgde dit voor wisselvallige albums. Op de hitsingle ‘Forever’ na zou ‘Hot in the Shade’ ook geen groot succes worden en in dit zelfde rijtje passen. Hoewel Simmons beloofde om meer aandacht aan de band te besteden zou hij pas op de opvolger ‘Revenge’ weer écht goeie nummers gaan schrijven.

Eric Carr, Gene Simmons, Paul Stanley & Bruce Kulick

Na een aantal wijzigingen in de lineup leek men eindelijk wat meer stabiliteit te hebben gevonden. Naast Stanley en Simmons doen net als op de vorige twee albums ook Bruce Kulick (sologitaar) en Eric Carr (drums) mee. Voor laatst genoemde zal dit uiteindelijk zijn laatste album als drummer zijn na zijn tragische dood in 1991. Daarnaast drumt Kevin Valentine (Donnie Iris and the Cruisers) mee op ‘King of Hearts’ en ‘You Love Me to Hate You’. Hij zou later als sessiedrummer nog op het album ‘Psycho Circus’ (1998) en één track van ‘Revenge’ meespelen.

De 80s rockscene stond in het teken van glam/hair metal en Kiss als trendvolger hobbelde ook vrolijk mee met bands als Bon Jovi en Def Leppard. Waar het vorige album ‘Crazy Nights’ (1987) midden in de jaren 80 stond met meer ruimte voor keyboards, is ‘Hot in the Shade’ meer back to basic. Letterlijk ook, want het album bestaat eigenlijk uit opgedirkte demo’s. Er werden bezuinigingsmaatregelen doorgevoerd waardoor besloten werd om de nummers niet opnieuw als band op te nemen maar overdubs in te spelen op de demo’s van Stanley en Simmons. Daarnaast hebben ze het album ook maar zelf geproduceerd en is op een aantal nummers gebruik gemaakt van een drumcomputer. Hierdoor klinkt de plaat nogal vlak en wat goedkoop, maar eerlijk gezegd stoort dat me bij het luisteren niet zo heel erg. Misschien maakt liefde ook wel een beetje blind.

Videoclip voor ‘Forever’

Net als op de vorige platen zijn er weer de nodige songwriters opgetrommeld om de mannen een handje te helpen. Zo zijn Desmond Child, Adam Mitchell en Vini Poncia al eerder betrokken geweest bij Kiss (en gerelateerde) albums. Nieuwkomers zijn Bob Halligan Jr., Holly Knight en Michael Bolton. Laatst genoemde helpt Kiss met ‘Forever’ aan een van hun grootste hits. En een zekere Tommy Thayer speelde en schreef mee aan twee nummers van Simmons. Hij zou in de loop van de jaren 90 een steeds belangrijkere rol binnen het Kiss kamp gaan spelen en uiteindelijk in 2002 hun vaste gitarist worden. Met maar liefst vijftien nummers en een speeltijd van bijna een uur is ‘Hot in the Shade’ een behoorlijke lange plaat geworden.

Slide guitar op een Kiss album, jazeker! Stanley opent hiermee op het enorm lekkere feel-goodnummer ‘Rise to It’. Jammer dat de single niet zoveel succes had als bijvoorbeeld een ‘Crazy Crazy Nights’ want deze bevalt me eigenlijk nog wel een stuk beter. Ook Simmons’ ‘Betrayed’ is prima en een tikkie ruiger. Voor mij persoonlijk één van de betere nummers die Simmons in de jaren 80 schreef, dat zijn er helaas niet zo veel. ‘Hide Your Heart’ bevat eigenlijk alle ingrediënten die Kiss in de 80s samenvat: enorm catchy en een echte oorwurm. Het is allemaal poepsimpel maar ik word er zo vrolijk van, 80s Kiss op z’n best! Bizar eigenlijk dat het een leftover is van de ‘Crazy Nights’ sessies en uiteindelijk een nummer voor Bonnie Tyler werd. Ook oud Kiss gitarist Ace Frehley heeft zijn versie van dit nummer die het beluisteren waard is. Tot zover is er eigenlijk nog weinig mis met ‘Hot in the Shade’.

Videoclip voor ‘Rise to It’

Simmons’ ‘Prison of Love’ heeft de potentie om een goed nummer te zijn maar is helaas matig uitgewerkt. Het refrein is vrij aardig maar het matcht niet goed met de coupletten die duidelijk zwakker zijn. Echt zonde, Simmons maakt zich er te gemakkelijk vanaf. ‘Read My Body’ is het enige nummer van Stanley waarbij de plank misgeslagen wordt. Kiss heeft nooit echt diepgaande teksten gehad natuurlijk, maar deze is wel erg banaal. Daarnaast lijkt de mainriff toch wel verdacht veel op Def Leppard’s ‘Pour Some Sugar on Me’. Ook ‘Love’s a Slap in the Face’ van Simmons is helaas een behoorlijk zwakke song. Maar eerlijk is eerlijk, het refrein lalt wel lekker mee en het vrolijkt me altijd wel een beetje op. “Sing it, nananana nananananaaaaa….”

Ballads zijn in het geval van Kiss een beetje hit or miss. Soms mooi en soms gewoon te zoet en gemaakt. ‘Forever’ is welleswaar glad maar erg geslaagd en kent mooie akkoordwisselingen. Stanley zingt zo’n beetje op de top van zijn kunnen, hij zingt echt prachtig hier. Terecht een succesvolle single! Ook het door hem gezongen ‘Silver Spoon’ is een van de betere rockers van het album. Het outro met de achtergrondzangeressen is een leuke toevoeging zonder dat het over the top wordt. Dat kan niet gezegd worden van ‘Cadillac Dreams’, een ode aan een van de twee belangrijkste dingen in Simmons’ leven, namelijk geld (het andere is uiteraard seks). Zijn liefde voor geld had wel een wat beter tribute verdiend want het is een best wel slechte song geworden. Vreselijk ook die blazers op het einde, dat maakt het nog eens extra ordinair. Maar ja dat past ook wel bij de man natuurlijk.

Stanley, Kulick en Simmons tijden de Hot in the Shade Tour in 1990

‘King of Hearts’ is gelukkig weer een prima song van Stanley inclusief meeblèr-refrein. Het gitaarintro komt me op de een of andere manier bekend voor maar klinkt wel erg lekker. ‘The Street Giveth and the Street Taketh’ heeft een typisch jaren 80 glam metal refrein. Een redelijke song en zeker een van de relatief betere Simmons’ nummers van het album. Stanley’s laatste bijdrage met ‘You Love Me to Hate You’ is tevens ook het laatste echt sterke nummer van het album waarbij hij letterlijk de longen uit zijn lijf gilt. Hier klinkt hij nog fantastisch maar zijn stem zal uiteindelijk mede door dit soort uithalen en gebrek aan juiste techniek zoveel te verduren krijgen dat hij tegenwoordig live nergens meer naar klinkt. Zo zonde want de man had op zijn hoogtepunt een geweldige strot. Vet meeblèr- nummer en had een prima afsluiter kunnen zijn voor het album.

De laatste drie nummers zijn eigenlijk nét even te veel van het goede waardoor het album een tikkeltje langdradig wordt. ‘Somewhere Between Heaven and Hell’ is een beetje een guilty pleasure van me. Ik vind het op de een of andere manier wel een fijn refrein hebben al kan ik moeilijk beweren dat het echt een sterke song is, Simmons kan echt wel beter. Drummer Carr mag ook een nummer zingen en dat is ‘Little Caesar’ geworden, zijn enige leadzang op een regulier Kiss album. Hoewel het nummer niet veel om lijf heeft vind ik het een wel een wat ondergewaardeerde track. Carr heeft een meer dan prima stem en de mainriff is helemaal niet onaardig. Het is jammer dat hij niet nog wat meer nummers heeft gezongen voor de band want ik had best wel wat meer van zijn stem willen horen. ‘Boomerang’ heeft de ingrediënten om een gave ruige afsluiter te zijn maar heeft helaas hetzelfde probleem als ‘Prison of Love’, Simmons heeft het nummer wederom uitgewerkt. Ongelofelijk jammer, want Carr drumt lekker stevig en ook Kulick gaat helemaal los op gitaar. Het had zo’n vette stamper kunnen zijn maar nu slaat het nummer helemaal op niets.

Videoclip voor ‘Hide Your Heart’

Het is zeker niet allemaal goud wat er op ‘Hot in the Shade’ staat en het zijn eigenlijk gewoon té veel nummers voor een album. Maar man, ik word zo vrolijk van deze muziek dat het voor mij eigenlijk niet stuk kan en dat ik de mindere nummers voor lief neem. Het is een uur lang geen zorgen en lekker meeblèren. Heerlijk ook voor een warme zomerdag (in de schaduw). ‘Hot in the Shade’ is een wisselvallige plaat met enkele hoogte- en dieptepunten maar zal voor mij persoonlijk altijd iets bijzonders houden. Het is tenslotte wel je eerste kus…

***

Revenge (1992) 4*

In het begin van de jaren 90 begon de mainstream rock/metal steeds heavier te worden. Een genre als grunge kwam op met pioniers als Nirvana terwijl ook thrash metal bands als Metallica commerciële successen begonnen te boeken. Kiss bleef hierbij niet achter en begon zichzelf ook een ruigere sound en looks aan te meten. Met hulp van Bob Ezrin voor zowel de productie als voor diverse nummers is ‘Revenge’ een behoorlijk stevige plaat voor Kiss begrippen geworden. Het klinkt krachtig en een stuk tijdlozer dan zijn voorgangers.  

Gene Simmons, Paul Stanley, Eric Singer & Bruce Kulick

Hoewel ‘Revenge’ vanuit commercieel oogpunt geen enorm succes was, is het songmatig zeker een van Kiss’ betere albums. Hier zijn eigenlijk twee belangrijke redenen voor. In de eerste plaats begon Simmons na járen eindelijk weer fatsoenlijke nummers te schrijven doordat hij stopte met zijn prioriteiten bij acteren te leggen. Het album is hierdoor een stuk sterker en evenwichtiger dan zijn voorgangers. Ten tweede, de grote Bob Ezrin werd weer als producer ingevlogen. De Canadese producer die oa. albums voor Pink Floyd, Alice Cooper en Lou Reed heeft geproduceerd had al eerder samengewerkt met Kiss op ‘Destroyer’ (1976) en ‘Music from the Elder’ (1981). ‘Destroyer’ zou één van Kiss’ populairste platen worden en Ezrin had de band in deze tijd veel discipline en muzikale theorie bijgebracht waardoor ze als muzikanten gegroeid waren. Ondanks dat de samenwerking op ‘Music from the Elder’ minder goed was bevallen door Ezrin’s drugsgebruik, was een nieuwe samenwerking voor het nummer ‘God Gave Rock ‘n’ Roll to You II’ voor een filmscore zo goed bevallen dat hij hun nieuwe plaat zou produceren.

Videoclip voor ‘Unholy’

Net als op voorganger ‘Hot in the Shade’ is gitarist Bruce Kulick weer van de partij. Drummer Eric Carr overleed in 1991 aan de gevolgen hartkanker maar wordt waardig vervangen door Eric Singer (Black Sabbath, Alice Cooper) die eerder drumde op de solotournee van Stanley in 1989. Daarnaast speelt Kevin Valentine (Donnie Iris and the Cruisers) na zijn bescheiden bijdrage op ‘Hot in the Shade’ mee op het nummer ‘Take It Off’ en mag Dick Wagner (Alice Cooper) de gitaarsolo spelen op ‘Every Time I Look at You’ nadat hij al op Kiss’ ‘Destroyer’ enkele gitaarpartijen voor zijn rekening had genomen. Qua externe songwriters wordt er op ‘Revenge’ wat teruggeschakeld, enkel Kane Roberts (Alice Cooper), Jesse Damon (Silent Rage, een band die Simmons onder zijn hoede nam) en Scott Van Zen komen van buitenaf. Laatst genoemde zal met Simmons ook op de volgende Kiss plaat ‘Carnival of Souls’ enkele nummers schrijven. Opvallende terugkeer binnen het Kiss kamp is gitarist Vinnie Vincent als songwriter nadat hij te horen was op de albums ‘Creatures of the Night’ (1982) en ‘Lick It Up’ (1983). De nummers waaraan hij heeft meegeschreven, namelijk ‘Unholy’, ‘Heart of Chrome’ en ‘I Just Wanna’ behoren tot de beste van het album. Helaas kregen de heren binnen no time weer bonje waardoor de samenwerking meteen weer voorbij was

Damn, ‘Unholy’ is nog eens een heftige binnenkomer! Simmons klinkt hier smeriger en demonischer dan ooit. Wát een lekkere bak herrie en een toffe solosectie ook. Bijzonder dat dit een single is geweest, het is toch wel een van de meest heavy Kiss songs ooit. Hij bewijst gelukkig nog steeds goede nummers te kunnen schrijven (of is het toch vooral Vincent?). Stanley schreeuwt het uit in het intro van ‘Take it Off’, een nummer waarbij hij er bepaald geen doekjes om windt. Het is een soort ode aan de dames van lichte zeden en strippers geworden. Beetje ordinair misschien maar wel lekker! Steekt prima in elkaar, net als zijn volgende nummer ‘Tough Love’ dat bouwt op een stevige riff van Kulick

Videoclip voor ‘I Just Wanna’

Op ‘Spit’ & ‘God Gave Rock ‘n’ Roll to You II’ zingen Simmons en Stanley na een lange tijd weer eens samen lead vocals (de laatste keer was op ‘Only You’ en ‘I’ van ‘Music from the Elder’) ‘Spit’ is tekstueel vrij banaal en plat, of nouja plat: “‘cause meatless girls don’t satisfy”. Doordat het instrumentaal wel aardig in elkaar steekt en rockt als een tiet is het een acceptabel nummer maar zeker niet een van de betere op ‘Revenge’. ‘God Gave Rock’ is een powerballad en een cover/bewerking (enkele delen van de tekst zijn aangepast) van het nummer van de Britse band Argent. Het nummer was onderdeel van de soundtrack voor de film ‘Bill & Ted’s Bogus Journey’ en is tevens het laatste nummer met Carr (niet op drums maar alleen backing vocals in de bridge, hij drumt wel in de videoclip). Het is voor mij een nummer waar ik in de stemming voor moet zijn. Het gevoel overheerst een beetje dat Kiss geforceerd een anthem wilde maken dat behoorlijk bombastisch is. Tegelijkertijd zorgt het er wel voor dat er wat variatie ontstaat op het album tussen alle rocknummers en is het zeker verre van slecht.

Met ‘Domino’ krijgen we weer meer een rechttoe rechtaan nummer. Het riffje is simpel maar wel doeltreffend. Aardige track van Simmons met een iets wat ongemakkelijke tekst à la ‘Christine Sixteen’ (van Love Gun (1977)) Stanley’s ‘Heart of Chrome’ is dan weer een sterke track en wat steviger met een knap in elkaar stekend refrein. Op ‘Thou Shalt Not’ komt Simmons ook weer wat beter voor de dag met een wat zwaarder nummer. Misschien wat minder opvallend maar echt wel een meer dan prima song van The Demon. Met ‘Every Time I Look at You’ krijgen we de tweede ballad van het album welke duidelijk een stukje softer is dan de eerste. Het is me eigenlijk net iets te zoet om echt goed te zijn. Dat zit hem ook een beetje in de orkestratie van Ezrin waardoor het net even too much wordt. Stanley zingt het overigens prima en het nummer an sich is niet slecht maar ik denk dat als het iets soberder was gehouden beter uit de verf was gekomen. Het is té gepolijst om echt te raken.

Videoclip voor ‘God Gave Rock ‘n’ Roll to You II

Met een slide op de basgitaar opent het rockende ‘Paralyzed’, toch een beetje een ondergewaardeerd nummer naar mijn idee. Het klinkt in eerste instantie misschien wat standaard maar het gitaarwerk is toch wel om je vingers bij af te likken. Prima laatste nummer van Simmons op Revenge. Met ‘I Just Wanna’ vlamt ook Stanley nog één keer met een te gekke track die niet alleen behoorlijk catchy is maar ook muzikaal strak in elkaar steekt. Die rustige break is ook zeker geslaagd en als je niet letterlijk ‘fuck’ mag zeggen moet je daar gewoon een andere manier voor vinden… Hoe kun je het album beter afsluiten dan met een ode aan de drummer die dik tien jaar een onderdeel van Kiss is geweest? Ondanks dat Carr niet zo van de drumsolo’s was mag hij op ‘Carr Jam 1981’ nog één keer de show stelen, een drumsolo uit dat jaar met nieuwe gitaar en baspartijen van Kulick.

‘Revenge’ is voor Kiss begrippen een behoorlijk solide album geworden met nergens echt zwakke momenten. Mede door de stevige productie van Ezrin staat het album met beide benen in de early 90s waarin rockmuziek steeds ruiger werd. Toch wel zuur dat dit niet beloond is met wat betere verkoopcijfers, iets wat deze creatieve opleving wel had verdiend. Ondanks dat dit niet de ‘classic’ Kiss is van de jaren 70 blijft dit voor mij één van hun beste albums in misschien wel mijn favoriete Kiss line-up met Kulick en Singer in de band. Persoonlijk blijft dit album samen met ‘Hot in the Shade’ één van mijn dierbaarste Kiss platen met het verschil dat ‘Revenge’ een stuk sterker is. Te gekke plaat dit en na deze kus wilde ik alleen nog maar meer.

Simmons, Kulick & Stanley live tijdens de Revenge Tour in 1992

****

Videoclip voor Domino
Videoclip voor ‘Every Time I Look at You

Eddie Rabbitt – The Platinum Collection (2006)

Vergeten Countryster

Genre: Country Pop

The Platinum Collection zelf staat niet op Spotify, maar een groot deel van de nummers staat op deze online only release

Twee dagen en 22 jaar geleden overleed countryzanger Eddie Rabbitt aan de gevolgen van longkanker, slechts 56 jaar oud. De man heeft een aantal nummer 1 hits op zijn naam staan en bracht 15 studioalbums uit. Toch lijkt hij een beetje vergeten te zijn, je vind maar relatief weinig informatie over hem op internet en hij heeft niet eens zijn eigen website of social media pagina. Daarom wil ik graag even een stukje over hem schrijven, de man heeft namelijk best mooie muziek gemaakt. Normaal gesproken bespreek ik eigenlijk geen verzamelalbums, maar ‘The Platinum Collection’ is het enige album dat ik van de beste man heb. Tegelijkertijd is dit ook wel de ideale instapper om kennis te maken met zijn muziek.

Bij mij begon het allemaal met het eerste nummer, ‘I Love a Rainy Night’. In de game Grand Theft Auto San Andreas had je een aantal radiozenders waaronder K-Rose. Deze countryzender was eigenlijk een parodie op de redneck cultuur maar heeft er toch maar mooi voor gezorgd dat ik countrymuziek ben gaan waarderen. Een lekkere gevarieerde selectie van wat meer puurdere country nummers en countryrock/pop. Eddie Rabbitt valt duidelijk in de laatste categorie.

Eddie Rabbitt groeide op in de Amerikaanse staat New Jersey als zoon van Ierse ouders. Hij kreeg een passie voor muziek net als zijn vader die viool en accordeon speelde in danszalen in de omgeving van New York. Rabbitt bleek goed gitaar te kunnen spelen, schreef zijn eigen nummers en kreeg toen hij twintig was een platencontract voor een single. Om zijn talent voor het schrijven van nummers beter te ontwikkelingen vertrok hij in 1968 naar de countryhoofdstad Nashville. Toen the one and only Elvis Presley het door Rabbitt geschreven ‘Kentucky Rain’ opnam betekende dit de definitieve doorbraak. De single werd een grote hit en kreeg een gouden plaat. Het door Ronnie Milsap gezongen ‘Pure Love’ behaalde zelfs de 1e plaats in de hitlijsten. Hiermee kreeg hij in 1975 een platencontract bij Elektra Records waardoor Rabbitt aan zijn solocarrière kon werken.

Bij het opzetten van het album valt wel direct iets op, deze versie van ‘I Love a Rainy Night’ klinkt toch wel anders dan de versie in het spel. En wat blijk? De versie die in GTA zit is helemaal niet door Rabbitt gezongen, maar door ene Gary Fox. Hij blijkt nog een aantal nummers van Rabbitt te hebben gezongen voor wat verzamelalbums in de jaren 80. Het zal wel iets met rechten te maken hebben gehad. De verschillen tussen de versies van Rabbitt en Fox zijn op de stemmen na niet enorm groot. Het is wel apart dat je hier niet meer over leest. Blijkt maar weer dat de Rabbitt fanbase niet zo actief is online. Maar goed, ‘I Love a Rainy Night’ is een feel good song waar ik altijd wel voor te porren ben. Het is luchtig en weet me altijd op te vrolijken als het even tegen zit. Het is allemaal vrij simpel maar soms heb je ook niet meer nodig voor een leuk nummer.

‘The Platinum Collection’ geeft verder een goed beeld van met name het begin van Rabbit’s solo carrière. De meeste singles en een aantal albumtracks van de periode 1975-1983 zijn hier wel terug te vinden. Met 22 tracks is het ook het meest complete overzicht van de man. Het wordt mij wel snel duidelijk waarom Rabbitt niet erg populair is in de countryscene. Echte pure country hoef je hier niet te verwachten, het is allemaal behoorlijk gladjes geproduceerd en er staan ook aardig wat ballads op de plaat. Daar is op zich niet zo veel mis mee, het zijn in wezen prima nummers maar wel erg zoetsappig en voorzien van die typische jaren 70 strijkers op de achtergrond. Als ik een beetje in een melancholische bui ben willen wat gladdere nummers als ‘Suspicious’ en ‘Amazing Love’ er wel in, maar het heeft weinig met country te maken.

Het zijn dus voornamelijk popballads, countryballads en countrypop wat de klok slaat. Als we het over de countryballads hebben zijn Rabbitt’s versie van ‘Kentucky Rain’ (alhoewel de versie van Elvis wel beter is), ‘Pour Me Another Tequila’ en ‘Hearts on Fire’ mooie songs. Rustig maar wel smaakvol gemaakt. Daarnaast staan er een aantal countrypop nummers op ‘The Platinum Collection’ die er mogen zijn. Naast het eerder genoemde ‘I Love a Rainy Night’ was ook ‘Drivin’ My Life Away’ een grote hit en de ideale roadtrip muziek. Lekker niks aan de hand en karren maar. Daarnaast zijn ‘Drinkin’ My Baby (Off My Mind)’, ‘Rocky Mountain Music’, ‘Is There a Country Song on the Jukebox’ en ‘Plain As the Plain on My Face’ aardig in elkaar stekende nummers. Het is allemaal niet heel diepgaand maar prettige ‘niks aan de hand’ muziek. ‘Song of Ireland’ verdient ook nog wel een bijzondere vermelding vanwege de folky invloeden en als ode aan het geboorteland van Rabbitt’s ouders. De overige nummers zijn wat minder, soms omdat ze wat matigjes zijn maar ook omdat een aantal zo zoet zijn dat het glazuur van de tanden sprint.

Ach ja die Eddie Rabbitt, misschien nog wel meer een songwriter dan een performer. De man heeft een fijne stem maar mist af en toe een beetje de expressie en oprechtheid die andere countryartiesten wel hebben. Ik vermoed dat dat ook een van de redenen is waarom hij tegenwoordig onder de countrypuristen niet zo geliefd is. Er valt wel wat voor te zeggen, Rabbitt heeft bijvoorbeeld geen moeilijke jeugd gehad vol armoede en verdriet waar vanuit hij kan schrijven. Hij schreef meer als vak dan uit eigen ervaringen, terwijl dat laatste juist iets is wat country juist zo doorleeft en mooi maakt. Toch vind ik dat Rabbitt beter verdient en dat zijn nummers gehoord mogen worden. Het is goed om te zien dat door GTA Rabbitt een nieuwe groep mensen heeft weten te bereiken en heeft geraakt met zijn muziek (ook al is het niet zijn uitvoering). Op die manier blijft zijn legacy ook onder jongere mensen in leven.

Buckethead (Deel 1) – Monsters and Robots (1999), Colma (1998) & Bermuda Triangle (2002)

Na wat aandacht aan nieuwe relatief grotere releases te hebben besteed leek het me wel leuk om nu een wat minder bekende artiest onder de aandacht te brengen. Brian Patrick Carroll, beter bekend als Buckethead, is een bijzondere verschijning onder de gitaarvirtuozen. Hij draagt letterlijk een KFC bucket op zijn hoofd en heeft zijn gezicht altijd bedekt met een masker. Volgens de legende zou Buckethead zijn opgegroeid in een kippenhok en zou hij om zijn verwondingen te verbergen een masker op hebben. Het draagt allemaal bij aan het mysterieuze sfeertje dat om zijn persoon heen hangt. Buckethead wordt zo goed als nooit zonder masker gezien, geeft zelfden interviews en toert uitsluitend in de VS. Zelf heb ik zijn muziek vooral leren kennen via een vriend die al een tijdje fan is  en hij heeft me hierin aangestoken.

Buckethead heeft met de nodige artiesten samengewerkt zoals Les Claypool & Brain (Primus), Serj Tankian (System of a Down) maar het meest bekend is misschien wel zijn (korte) deelname aan Guns N’ Roses. Daarnaast heeft hij solo maar liefst 309 (!) studioalbums uitgebracht in verschillende genres, metal, funk, hiphop, blues, avant-garde en alles wat daar tussenin zit. Het grootste deel hiervan bestaat uit ‘Pikes’, relatief korte albums die hij in eigen beheer uitbrengt. In dit artikel komen drie oudere albums op grotere labels aan bod, elke laat weer een andere kant van Buckethead horen.

Monsters and Robots (1999)

Genre: Experimental Rock/Alternative Metal

Eerst maar eens beginnen met ‘Monsters and Robots’, het bestverkochte album van Buckethead. Het schijnt één van zijn toegankelijkste platen te zijn, maar in het geval van Buckethead zegt dat niet zoveel. Je wordt mee op reis genomen naar een bizarre wereld vol chaos en verwarring, door hemzelf ook wel Bucketheadland genoemd. Wat kun je hier verwachten? Veel maar ook echt heel veel gitaar gefreak, stevige jams en niet echt voor de hand liggende nummers. Er zijn een aantal gastbijdragen op ‘Monsters and Robots’. Zo spelen Les Claypool en Brain (Primus) mee maar ook Bootsy Collins spreekt wat teksten in. Spreken inderdaad, want er wordt niet echt gezongen (Claypool draagt zijn tekst op ‘The Ballad of Buckethead’ op zijn kenmerkende manier voor). Op een aantal spoken word stukken na is het album instrumentaal.

Er zijn een aantal type nummers te vinden op ‘Monsters and Robots’ Als eerste de wat meer stevige nummers waarop Buckethead’s gitaarspel centraal staat. Met ‘Jump Man’ gaan we meteen vet van start met een snoeiharde riff en veel solo’s. Het lijkt een beetje over Buckethead’s mindset te gaan, altijd oefenen en ontwikkelen om verder te komen en beter te worden. Alsof hij meteen in het eerste nummer moet bewijzen wat hij allemaal in huis heeft. Missie geslaagd. ‘Night of the Slunk’ bouwt een beetje verder door op de riff van ‘Jump Man’ maar is dan wat minder opgefokt. Een wat beter te volgen nummer met een toffe solo op het einde. Op ‘Jowls’ gaan alle remmen los. Een enorm gesjeesde trip door Bucketheadland volgt waarbij alles uit de trukendoos wordt gehaald. Het nummer komt in eerste instantie wat chaotisch over maar steekt toch eigenlijk wel knap in elkaar. Dit nummer en ‘Scapula’ zijn overigens herbewerkingen van Giant Robot nummers, een van de bands waarin Buckethead heeft gespeeld. Laatst genoemde nummer heeft een aantal heavy riffs en een nogal spooky einde.

Who me? I’m not afraid to die

I just don’t want to show up when it happens, baby

Uit ‘The Shape Vs. Buckethead

Daarnaast zijn er een aantal songs met Claypool op basgitaar en Brain op drums. Alhoewel deze nummers veel doen denken aan het werk van Primus, is de invloed van Buckethead voldoende aanwezig om er zijn eigen draai aan te geven. Zo heeft ‘Stick Pit’ lekkere riffs en drumwerk en is in ‘Stun Operator’ ruimte voor Claypool om zijn basgitaar te laten shinen. ‘Revenge of the Double-Man’ en ‘Nun Chuka Kata’ doen wat moderner aan door de toevoeging van turntables. Stuk voor stuk zijn het lekkere jams waarop Buckethead zijn kunsten kan vertonen maar toch genoeg ruimte voor andere instrumenten laat. In ‘The Ballad of Buckethead’ vertelt Claypool het verhaal over Buckethead’s jeugd op zijn kermerkende manier. Of het waar is of niet laten we maar in het midden, maar het zorgt in ieder geval voor een dikke track en een fascinerende tekst. Vette solosectie ook trouwens. Rond de periode dat ‘Monsters and Robots’ uitkwam speelde Buckethead in het voorprogramma van Primus en werd dit nummer vaak samen gespeeld als onderdeel van Primus’ liveset. De Japanse bonustrack ‘Remote Viewer #13’ is ook met Brain en Claypool gemaakt en had prima op het reguliere album kunnen staan.  

Videoclip voor ‘The Ballad of Buckethead’

Tot slot zijn er nog een aantal wat meer experimentele nummers met Bootsy Collins. ‘Sow Thistle’ heeft een nogal eigenaardige beat met veel dikke riffs en gitaar gefreak. Daarover heeft Collins het over de onbevattelijkheid van het leven. Niet alleen dat is lastig maar ook dit nummer heeft een beetje tijd nodig om te landen maar steekt wel knap in elkaar. ‘Who Me?’ is een kort stukje akoestische gitaarmuziek maar met een hele vreemde sfeer. Op zich niet heel bijzonder, maar er zit toch wel iets duisters in wat de spanning op het album verhoogt. Enorm onheilspellend is de hiphop track ‘The Shape Vs. Buckethead’, het lijkt wel alsof je in een nachtmerrie terechtgekomen bent.

He was born in a coop, raised in a cage

Children fear him, critics rage

He’s half alive, he’s half dead

Folks just call him Buckethead!

Uit: ‘The Ballad of Buckethead’

Monsters and Robots lijkt een groot deel van Buckethead’s diversiteit te vatten in één album. Het vliegt echt alle kanten op en ik vond het in eerste instantie niet echt een makkelijk album om in te komen. In eerste instantie lijken de nummers weinig kop en staart te hebben en vooral de ruimte te geven aan Buckethead’s gitaarspel, maar na wat meer luisterbeurten begin je de rode draad steeds beter te herkennen. Ik vond dat Primus al bizarre muziek maakte, maar de nummers met Brain en Claypool zijn op dit album eigenlijk vrij normaal in vergelijking met de andere nummers.  

Is dit de ideale instapper om iets van Buckethead’s muziek te leren kennen? Wat mij betreft wel, maar ik ken nog maar zo weinig van de man dat er vast mensen zijn die daar anders over denken. Monsters and Robots is in ieder geval een lekkere fascinerende plaat voor als je je wilt onderdompelen in het nodige gitaargeweld en bizarre jams.

Colma (1998)

Genre: Acoustic Rock/Ambient

Weer compleet anders is het album ‘Colma’. Hier geen gesjeesde composities of eindeloos gefreak op gitaren. Buckethead gaat hier voor een rustige aanpak, haast een beetje easy listening. Dit klinkt misschien een beetje denigrerend maar zo bedoel ik het zeker niet, want het album stikt van de emotie en is zelfs wat spiritueel. De sfeer op’ Colma’ is dromerig, hoopgevend en af en toe mysterieus. In de quarantaine waarin we vooral thuis zitten vind ik dit ideale muziek om lekker in de tuin te draaien of in de avond met zicht op de ondergaande zon. Je doet je ogen dicht, laat alle negativiteit even voor wat het is en je geeft je over aan muziek. Het is ongelofelijk relaxed maar ook muziek waar ik veel steun uit haal en een beetje mentaal bij op kan laden.

De basis op het instrumentale ‘Colma’ is dus vrij basic. Buckethead speelt voornamelijk akoestische gitaar, met elektrische gitaar ter ondersteuning en er zijn maar een beperkt aantal gitaarsolo’s. Daarnaast is de basgitaar puur op de achtergrond en hebben veel nummers een basic drumtrack die in de meeste gevallen door Buckethead’s vriend Brain (Primus) is gespeeld. Buckethead schreef het album voor zijn moeder die op dat moment ziek was en wilde muziek maken waarop ze zou kunnen herstellen. ‘Colma’ is vernoemd naar een klein dorpje in Californië met zoveel begraafplaatsen dat het aantal levende mensen veel malen lager is dan het aantal graven. De kwetsbaarheid van het leven lijkt hiermee als een thema te dienen voor de muziek, iets dat het spirituele karakter versterkt.

Albumopener ‘Whitewash’ is relaxed en heeft mooie gitaarspel met delay effecten. Sfeervol en kalm, een goede voorbode voor wat komen gaat. ‘For Mom’ is nog een stukje beter en is één van de hoogtepunten van het album. Letterlijk voor zijn moeder geschreven heeft dit nummer een sterke opbouw en subtiel akoestisch gitaarspel. Het drumwerk van Brain is ook erg fijn.  ‘Ghost’ is heel dromerig en vormt de ideale late avond muziek om je gedachten op te laten varen.

‘Hills of Eternity’, vernoemd naar één van de begraafplaatsen in Colma, is een wat meer voortkabbelend stukje muziek. Wel is het hoopgevend en geruststellend, misschien wel het meest feel good nummer van de plaat. ‘Big Sun Moon’ is een korte intermezzo met knap gitaarwerk met een delay pedal (gitaareffect) en had best langer uitgewerkt mogen worden. Buckethead speelde het vaak als onderdeel van zijn gitaarsolo toen hij in Guns N’ Roses zat. ‘Machete’ is wederom een hoogtepunt waarop dan toch even gesoleerd wordt. Geen krachtpatserij maar subtiel en emotioneel, dat geeft dit dromerige en mysterieuze nummer nog net even dat beetje extra.

Op ‘Wishing Well’ vinden we deze keer geen percussie, maar puur gitaren en bas. Het is daardoor even wat puurder dan de meeste nummers met tevens subtiele solo’s. Overigens is dit een herbewerking van het nummer ‘Danyel’ van een album samen met Brain waarop Buckethead zelf zingt. Hoewel de man geweldig gitaar speelt gaat zingen hem niet zo goed af waardoor deze versie absoluut een verbetering is. ‘Lone Sal Bug’ wordt ondersteund door cello en viola maar is helaas net wat te voortkabbelend om echt goed te zijn. Er wordt even met de sfeer gebroken met ‘Sanctum’. Een jam waarbij de basgitaar meer ruimte krijgt en lekker gesoleerd wordt. Het zorgt voor een beetje afwisseling tussen de rustige stukken.

De laatste vier nummers zijn een stukje stemmiger. ‘Wondering’ brengt de cello en viola even terug en dit keer met meer succes. Een kort nummer met een treurige ondertoon. Ontroerend is ‘Watching the Boats with My Dad’ dat gevoelens van heimwee naar een gelukkige jeugd oproept. Sober en puur, alleen een akoestische gitaar zorgt ervoor dat dit een emotioneel hoogtepunt is. Ook ‘Ghost/Part 2’ bestaat enkel uit akoestische gitaar en borduurt voort op het eerste deel van ‘Ghost’. Juist door die soberheid van één gitaar is dit deel eigenlijk nog wel een stukje mooier dan het eerste. Het titelnummer sluit het album op een mysterieuze manier af. Wederom enkel een gitaar en er wordt optimaal gebruik van dynamiek gemaakt in zijn gitaarspel. Het nummer lijkt over de dood te gaan, onzeker maar ergens toch ook wel weer rustgevend. Een gevoel van ‘je hoeft niet bang te zijn, alles komt wel goed’.

‘Colma’ bevat dan wel niet het vuurwerk en het extreme van ‘Monsters and Robots’, het maakt het voor mij niet een minder interessant album. Deze minimalistische muziek zit vol met emotie en laat Buckethead op zijn gevoeligst horen. Voor mij is het enorme uplifting muziek waarbij je ook goed kunt ontspannen. Het helpt me echt door deze coronacrisis heen te komen en positiever in het leven te staan waardoor dit album veel voor mij is gaan betekenen. Van de Buckethead albums die ik ken, dat is natuurlijk nihil met zo’n discografie, bevalt me deze tot nu toe het beste. Zeker een aanrader voor mensen die houden van akoestische en rustige muziek en wel wat licht in deze donkere tijden kunnen gebruiken.

Bermuda Triangle (2002)

Genre: Experimental Rock/Electro/Hip Hop

Waar ‘Monsters and Robots’ al een bizarre inkijk gaf in de wereld van Buckethead gaat ‘Bermuda Triangle’ nog een stapje verder. Een instrumentaal conceptalbum over de rampen en verdachte verdwijningen binnen de bermuda driehoek, ga er maar aanstaan. Ook is het meer een hiphop/avant-garde achtige plaat in tegenstelling tot het meer rockende ‘Monsters and Robots’. Er is dus meer ruimte voor beats en elektronische muziek waardoor de gitaar voornamelijk ondersteunende partijen speelt en kan soleren.  Op ‘Bermuda Triangle’ krijgt Buckethead hulp van producer en DJ Extrakd met wie hij samen de nummers schreef en de meeste muziek speelt.

Wat meteen opvalt is dat ‘Bermuda Triangle’ behoorlijk fragmentarisch is. Maar liefst 18 tracks (intro niet meegerekend) die gemiddeld rond de 2 minuten klokken. De meeste nummers zijn niet op zichzelf staand en zijn meer een soort soundscapes om bepaalde sferen te creëren. Daardoor werkt album eigenlijk het beste als je hem in zijn geheel luistert en je moet er ook wel een beetje voor in de stemming zijn. Bij mij heeft ie wel wat luisterbeurten nodig gehad om een beetje te landen en ik kan er niet te veel naar luisteren, maar op zijn tijd is het wel een leuke muzikale reis die je maakt.

Helaas staat ‘Bermuda Triangle’ niet opp Spotify, maar is hij wel op YouTube te vinden

Het ‘Intro’ en ‘Davy Jones Locker’ zetten direct de toon, je weet meteen dat dit toch niet de ideale achtergrondmuziek is voor als je familie op bezoek komt. Echt gerockt wordt er eigenlijk alleen op ‘Flight 19’ waar ook Brain (Primus) op mee drumt. Lekkere riffs, maar het heeft verder weinig om lijf mede door de korte speelduur. ‘Mausoleum Door’ is wat dat betreft wat representatiever voor de muziek op het album. Een dikke hiphopachtige track met halverwege een toffe break.

‘Sea of Expanding Shapes’ is een van de weinige echt volwaardige nummers. Een mooi rustig nummer met akoestische gitaar dat qua stijl op ‘Colma’ had kunnen staan maar dan met een lichte hiphop touch. Zonder twijfel een van de favoriete nummers van het album. ‘The Triangle (Part 1): Extrakd’ daarentegen is complete gitaar noise en niet door te komen. Gelukkig duurt ie maar een minuutje. De volgende drie tracks (‘Bionic Fog’, ‘Forbidden Zone’ & ‘Telegraph Land of the Crispies’ zijn wat meer duistere hiphop tracks en bouwen qua sfeer op elkaar door. Als nummers niet heel sterk maar de sfeer is wel tof.

Vervolgens komen er drie electronic nummers (‘Pullin’ the Heavy’, ‘Jabbar on Alcatrazz Avenue’ & ‘BEESTRO Fowler’) waarover eigenlijk hetzelfde gezegd kan worden als over de hiphoptracks. Het draait voornamelijk om de sfeer. ‘Phantom Lights’ vormt hierop een uitzondering, dit nummer is een lekkere funky jam met meer ruimte voor bas- en gitaar. Wat mij betreft een van de betere fragmentarische nummers. Met ‘Splintered Triplet’ en ‘Whatevas’ krijgen we weer twee hiphopachtige nummers voorgeschoteld. Deze zijn een stuk geslaagder doordat in de eerst genoemde track gitaar en beats perfect met elkaar samen gaan en de tweede track een lekkere beat en mooie akkoordwisselingen heeft.

Aan het einde van het album zijn vier meer spooky tracks. ‘Sucked Under’ is eigenlijk meer een geluidscollage dan een echt nummer, een beetje avant-garde achtig en vrij experimenteel. Wat een intense sfeer! ‘Isle of Dead’ brengt duistere beats en onheilspellende gitaarpartijen samen. En dat werkt eigenlijk best wel goed, dit is toch wel een van de leukere nummers. ‘The Triangle (Part II)’ is puur gitaar en wat minder pakkend als track. Het album sluit af met het kalme luchtig lijkende ‘911’, terwijl dit nummer vlak na de aanslagen van 11 september 2001 is opgenomen. Eigenlijk als een soort anthem voor de wereld die in de brand staat, als Buckethead nog één keer zou kunnen shredden was dit zijn laatste wapenfeit. Dat zet het nummer toch een beetje in een ander daglicht.

Voorbeeld(opent in een nieuwe tab)

Is het een geslaagde plaat? Ik vind voor een deel van wel. Het is een interessant thema en een bijzondere uitdaging om een conceptalbum zonder teksten te maken. Het gaat in dit geval duidelijk om het totaal plaatje en minder om individuele tracks waardoor ik niet snel een los nummer op zal zetten. Niet alles op ‘Bermuda Triangle’ is even goed, maar toch, toch blijft het een boeiende trip als je er voor in de stemming bent.

The Who – WHO (2019)

Vitale Dino Rock

Genre: Rock

The Who behoort tot de dinosauriërs van de hedendaagse muziek. De band bestaat al dik 55 jaar en is nog steeds alive and kicking. Zo goed als dan, bassist John Entwistle en drummer Keith Moon zijn al vele jaren niet meer onder ons maar zanger Roger Daltrey en gitarist Pete Townshend houden de band in leven. Veel platen worden er niet meer gemaakt, de laatste dateert uit 2006 (‘Endless Wire’) en dat was het eerste album sinds begin jaren 80. De band is daarentegen actiever on the road en geeft nog regelmatig concerten. Townshend stelde voor hun laatste tour alleen wel een belangrijke eis, geen tour zonder een nieuw album. En ja hoor, met ‘WHO’ hebben de heren na dertien jaar een nieuwe plaat opgenomen.

Daltrey en Townshend worden op ‘WHO’ bijgestaan door enkele gastmuzikanten. Zo zijn drummer Zak Starkey (zoon van Ringo Starr) en bassist Pino Palladino al een voor langere tijd betrokken bij The Who en spelen zij mee op het grootste deel van de nummers. Andere grote namen zijn Benmont Tench (Tom Petty & The Heartbreakers) op toetsen en sessiedrummer Joey Waronker (oa. Beck en R.E.M). Opvallend is dat ‘WHO’ behoorlijk energiek en gedreven klinkt. Toch knap als je bedenkt dat de heren ondertussen al een aardig eindje in de zeventig zijn. Daltrey is behoorlijk goed bij stem, al krijgt af en toe een beetje hulp van auto-tune zonder dat echt stoort. Tekstueel is het allemaal niet erg diepgaand maar wel typisch The Who.

Pete Townshend & Roger Daltrey

Opener ‘All This Music Must Fade’ is direct het hoogtepunt van het album. Een lekkere rocksong die het live ook goed zou doen. Een behoorlijke oorwurm ook want ik heb hem al een tijdje in mijn hoofd zitten, in dit geval zeker geen straf. ‘Ball and Chain’, een herbewerking van het Townshend solonummer ‘Guantanamo’, is dan weer een wat rustiger rocknummer met een mooie opbouw. Het terugkerende toetsenloopje doet een beetje de oude tijden herleven. En op die goede oude tijd wordt teruggekeken in ‘I Don’t Wanna Get Wise’.  Niet de meest sterke track maar de tekst tovert wel een enorme glimlach op mijn gezicht. ‘Detour’ is dan weer een lekkere stevige rocker en een van de betere tracks van de plaat.

Helaas begint het niveau hierna wel wat te zakken. ‘Beads On One String’ is niet bepaald sterk en vrij suffig eigenlijk. ‘Hero Ground Zero’ en ‘Street Song’ zijn aardige tracks maar wel aan de middelmatige kant. Met het door Townshend gezongen ‘I’ll Be Back’ gaan we meer de ballad kant op. Het nummer is redelijk origineel qua opbouw maar komt voor mij helaas niet helemaal goed uit de verf.  

In de staart van de plaat vinden we dan weer twee wat betere nummers. Townshend’s broer Simon die ook meespeelt op het album en in The Who live band zit draagt ‘Break The News’ aan. Het is vrij glad maar heeft een erg aanstekelijk refrein en is daarmee toch wel een geinige song. Een beetje een guilty pleasure misschien, maar ach ik word er wel vrolijk van en het zou een verademing zijn als ie eens langs zou komen op de radio. ‘Rockin’ in Rage’ trekt dan weer wat steviger van leer en steekt wat minder voor de hand liggend in elkaar wat het nummer wat interessanter maakt. Afsluiter ‘She Rocked My World’ is dan weer heel relaxed en rustig maar helaas niet erg sterk.

Daltrey & Townshend

Toch ook maar even wat aandacht voor de bonustracks op de Deluxe en Japanse uitgaves, allemaal door Townshend gezongen trouwens.. Het is eigenlijk jammer dat ‘This Gun Will Misfire’ niet op het album zelf staat want dat is best een mooi track die een van de mindere nummers had mogen vervangen. ‘Got Nothing to Prove’ en ‘Sand’ zijn oude opnames uit de jaren 60 en leuke extraatjes. ‘Danny and My Ponies’ is beetje folky achtig maar wordt helaas verpest door de auto-tune. Ongelofelijk zonde om een nummer zo te verminken.

‘WHO’ laat een band horen die nog opvallend vitaal en passievol staat te spelen. Toch knap van de oude rotten die al dik vijftig jaar aan de weg aan het timmeren zijn. Je hoort dat de heren er zin in hebben en dat werkt enorm aanstekelijk. Dat compenseert voor een deel het toch iets wat magere songmateriaal.

Alan Parsons – The Secret (2019)

Een magische productie

Genre: Symphonic Rock/Pop

Het is magisch wat muziek met je kan doen. Het roept herinneringen op aan gebeurtenissen die je mee maakt en plaatsen die je bezoekt. Je doet je ogen dicht en je bent weer even terug waar je was toen je bepaalde muziek hoorde. In het geval van ‘The Secret’ van Alan Parsons brengt de muziek me terug naar de vorige zomervakantie in Normandië waar dit album wat rondjes in de auto heeft gedraaid. Toch wel fijne muziek voor een mini roadtrip, in gedachten trekt het Noord-Franse landschap weer aan me voorbij. Eigenlijk vat het dit plaatje wel een beetje samen, een fijn voortkabbelend album met mooie songs en productie.

.

.

Videoclip voor ‘As Lights Fall’

Alan Parsons is eigenlijk meer een producer dan een muzikant. Zo raakte hij als (assistent) geluidstechnicus betrokken bij albums als ‘Abbey Road’ van The Beatles en ‘The Dark Side of the Moon’ van Pink Floyd. In 1975 richtte hij samen met singer-songwriter Eric Woolfsen The Alan Parsons Project op. De studioband (ze speelde niet live) bracht zo’n tien albums uit met hulp van de nodige gastartiesten. ‘Don’t Answer Me’ werd in Nederland hun grootste hit, maar ook ‘Old and Wise’ en ‘Eye in the Sky’ zijn nummers die tot het collectieve geheugen behoren. In 1990 gingen Parsons en Woolfsen uit elkaar en begonnen ieder een solocarrière. Parsons maakte voor ‘The Secret’ vier soloalbums en bracht zijn muziek en die van The Alan Parsons Project naar het podium. Hij toert nog steeds vrij intensief en bezoekt ons landje hierbij regelmatig.

‘The Secret’ is Parsons’ eerste soloalbum in vijftien jaar na zijn voorganger ‘A Valid Path’. Waar het laatstgenoemde album redelijk experimenteel en elektronisch van aard was, wordt op ‘The Secret’ voor een meer traditionelere aanpak gekozen. Het klinkt allemaal wat meer naturel, minder kunstmatig, maar daardoor ook wat minder vernieuwend. Geluidstechnisch klinkt het allemaal weer uiterst verzorgd, dat kun je wel aan Parsons’ overlaten. Zelf ben ik helaas niet in het bezit van een surround set want ik had dit album graag in de 5.1 mix die op de dvd van de deluxe edition staat willen horen. The Alan Parsons Project maakte altijd conceptalbums, platen waarbij de nummers een verhaal vormden rond een thema. The Secret is niet echt een conceptalbum in deze traditie, maar de nummers gaan over magie met de mooie en tragische kanten daarvan.

Liveopname van ‘One Note Symphony’ in Tel Aviv (IL) ter gelegenheid van het vijftig jarige jubileum van de eerste maanlanding.

Het songmateriaal op ‘The Secret’ is vrij aardig. De plaat kent niet echt skipmomenten, maar is tegelijkertijd ook wat aan de veilige kant. Het is voornamelijk rustige symfonische pop en rock wat hier de klok slaat. Parsons’ zelf speelt wat gitaar, keyboard en doet wat achtergrond zang. Hij krijgt hulp van de nodige gastmuzikanten en zangers om hem een handje te helpen. Zo speelt gitarist Steve Hackett (Genesis) mee op het behoorlijk bombastische en lichtelijk ‘over the top’ instrumentale openingsnummer ‘The Sorcerer’s Apprentice’, Het nummer is een bewerking van het klassieke stuk van de Franse componist Dukas en werd onder andere bekend door de Disneyfilm ‘Fantasia’. Vervolgens is de gastbijdrage van singer-songwriter Jason Mraz op ‘Miracle’ een stuk lichtvoetiger en pakt niet onaardig uit. Een fijn in het gehoor liggende song die best wel eens op de radio gedraaid zou mogen worden. Hetzelfde kan gezegd worden over het enige door Parsons’ zelf gezongen nummer ‘As Lights Fall’. ‘One Note Symphony’ is weer iets bombastischer en zwaarder maar zeker een van de meest geslaagde nummers van het album, een mooie compositie. De zang van Lou Gram op ‘Sometimes’ en het Parijse sfeertje in ‘Soirée Fantastique’ zijn mooi maar als nummers niet heel bijzonder.

Alan Parsons Live Project

Een uitschieter in positieve zin is de ballad ‘Fly to Me’, voornamelijk omdat de stem van zanger Mark Mikel erg doet denken aan John Lennon wat het nummer een lichte Beatles feel geeft. ‘Requiem’ is dan weer bigband achtig, een mooie song die voor wat afwisseling zorgt. ‘Years of Glory’ en ‘The Limelight Fades Away’ zijn de wat mindere tracks op het album. Het sterke en emotionele ‘I Can’t Get There From Here’ sluit het album waardig af.

En opeens is de Franse droom voorbij en ben je weer thuis. Alan Parsons heeft met ‘The Secret’ een fijne plaat met mooie luisterliedjes gemaakt zoals we van hem gewend zijn. Letterlijk prettig in het gehoor liggend want de plaat klinkt fantastisch, zeker voor een tijd waarin dat niet vanzelfsprekend is. Het is jammer dat het songmateriaal nét niet wat spannender is, maar misschien moeten we dat ook niet meer verwachten.

Videoclip voor ‘I Can’t Get There From Here’

Lana Del Rey – Norman Fucking Rockwell! (2019)

Emotionele groeiplaat

Genre: Psychedelische Pop/Soft Rock

Het is eigenlijk om je kapot te schamen, maar ik ben best wel slecht op de hoogte van de artiesten die op dit moment ‘in’ zijn. Wat dat betreft leef ik dan toch iets te veel in mijn eigen muzikale bubbel van gouwe ouwe bands. Daar mag toch ook wel eens wat meer moderne muziek bij. Natuurlijk had ik de naam Lana Del Rey wel voorbij zien komen en heb ik wel eens flarden van ‘Born to Die’ opgevangen, maar meer dan dat had ik er dan ook weer niet van meegekregen. Mijn interesse werd toch wel gewekt bij het lezen van de enorm lovende recensies over haar laatste album ‘Norman Fucking Rockwell!’. Ondertussen heeft ie al aardig wat luisterbeurten gekregen en kan ik toch wel zeggen dat dit een van de leukere ontdekkingen is van de afgelopen tijd.

.

Videoclip voor ‘Mariners Apartment Complex’

Lana Del Rey timmert ondertussen al een tijdje aan de weg. In 2010 kwam haar titelloze debuut uit maar het eerste grote succes kwam bij haar tweede album ‘Born to Die’ met onder andere het titelnummer en ‘Video Games’ als grote singles. ‘Norman Fucking Rockwell!’ is ondertussen Lana’s zesde album en er schijnt dit jaar nog meer nieuwe muziek aan te komen.

‘Norman Fucking Rockwell!’ klinkt opvallend tijdloos en puur. Het is op momenten een beetje folky en psychedelisch wat zorgt voor een dromerig sfeertje. Echt een happy album kun je het niet noemen, het zijn voornamelijk treurige rustige luisternummers die je kunt verwachten. Tekstueel worden redelijk dezelfde thema’s behandeld, het zijn vooral nummers over heimwee naar vervlogen liefdes en gemis. Het is niet allemaal even hoogstaand, maar het komt wel oprecht over.

Het openings- en titelnummer is meteen een tranentrekker eersteklas. Wat een ongelooflijk mooie binnenkomer is dat! Emotioneel beladen en met de wegebbende zang op het einde maken het nummer direct één van de hoogtepunten van het album. Maar deze lijn wordt doorgezet met ‘Mariners Apartment Complex’ welke tevens van een hoog niveau is. Ontzettend mooi gezongen ook. In ‘Venice Bitch’ wordt lekker de tijd genomen om een dromerige zomeravondsfeer neer te zetten. Heerlijk uitgesponnen en ruimte voor mooie instrumentatie waarbij negen minuten in no time omvliegen. Ook het daaropvolgende ‘Fuck It I Love You’ is een prachtsong. ‘Doin’ Time’ breekt een beetje met de ingetogenheid van de eerste vier nummers. Het is het enige nummer dat nog een beetje uptempo is, maar dat zorgt voor een fijne afwisseling. Een tikkeltje rauw zingende Lana en een simpel maar doeltreffend baslijntje maken het af. Eigenlijk zijn alle nummers tot en met ‘Doin’ Time’ wat mij betreft voltreffers.

Videoclip voor ‘Doin’ Time’

Vanaf ‘Love Song’ daalt het niveau iets. De nummers tot en met ‘The Next Best American Record’ zijn zeker niet slecht maar wel wat meer standaard in vergelijking met de rest. Dit neemt niet weg dat het stuk voor stuk prima songs zijn, het album kent eigenlijk geen zwakke momenten. Met ‘The Greatest’ gaat het niveau weer echt omhoog. Een mooi nummer met melancholische retro-vibe, Misschien wat minder opvallend, maar ‘Bartender’ is prachtig in zijn eenvoud. Met tekstuele verwijzingen naar Joni Mitchell en CSN weet het de sfeer van een woestijnvlakte neer te zetten. Afsluiter ‘Hope Is a Dangerous Thing for a Woman Like Me to Have – but I Have It’ is wederom een emotioneel hoogtepunt waarmee het album groots eindigt.

Videoclip voor ‘Fuck It I Love You’ & ‘The Greatest’

Met ‘Norman Fucking Rockwell!’ heeft Lana Del Rey een erg sterk album gemaakt met bijzonder veel sfeer en emotie. En het is nog een groeiplaat ook, bij elke luisterbeurt blijft ie beter worden. Dit beloofd één van de soundtracks voor de komende eenzame zomeravonden te worden. Wát een kennismaking, dit smaakt naar meer!

Videoclip voor ‘Venice Bitch’
Videoclip voor ‘Norman Fucking Rockwell’, ‘Bartender’ & ‘Happiness Is a Butterfly

Jeff Lynne’s ELO – From Out of Nowhere (2019)

Een degelijk tijdmachine

Genre: Rock/Pop

Jeff Lynne is absoluut een vakman. De multi-instrumentalist brak in de jaren 70 door met Electric Light Orchestra (ELO) die hits had als ‘Mr. Blue Sky’, ‘Livin’ Thing’ en ‘Don’t Bring Me Down’. Door rock met elementen van klassieke muziek te combineren creëerde hij een geheel eigen geluid. Lynne werd niet alleen een grote naam als songwriter, maar was ook producer voor artiesten als Paul McCartney, George Harrison, Tom Petty en Joe Cocker. Zijn producties zijn uit duizenden te herkennen en je vind ze of geweldig of helemaal niks. Een tikkeltje oubollig met een typische drum en gitaarsound. Zelf kan ik zo’n productie op zijn tijd wel waarderen, al is het maar omdat het ook wel iets melancholisch over zich heeft.

Na wat jaren waarin ELO uit elkaar was, blies Lynne in 2014 de band nieuw leven in. Ondertussen zijn hij en toetsenist Richard Tandy de enige oer-leden, aangevuld met een compleet nieuwe bezetting. Sindsdien gaat de band door als ‘Jeff Lynne’s ELO’. In 2015 kwam met ‘Alone in the Universe’ een aardige combackplaat uit. ‘From Out of Nowhere’  is het volgende hoofdstuk en inmiddels het veertiende studioalbum van ELO. Een degelijk plaatje dat in de lijn van zijn voorganger ligt maar toch een stapje terug is in kwaliteit.

Jeff Lynne

‘From Out of Nowhere’ ademt één en al retro uit. Het is alsof je veertig jaar terug in de tijd gaat, iets waar Lynne’s productie een groot aandeel in heeft. Songmatig is het album een beetje aan de middelmatige kant. Lynne kleurt netjes binnen de lijntjes en levert een aardige set songs af, maar de uitschieters ontbreken. Het album kent zeker zijn momenten. Zo heeft ‘Help Yourself’ fraaie akkoordwisselingen en kent ‘All My Love’ harmoniezang om van te smullen.  Met ‘One More Time’ wordt het gaspedaal ingetrapt wat zorgt voor een geinige rock-’n-roll song. ‘Losing You’ en ‘Songbird’  zijn aardig sfeervolle ballads waar de productie misschien nog wel het beste tot zijn recht komt. Tekstueel is Lynne nooit heel diepgaand geweest en dat is hier ook niet anders. Hoewel zijn muziek ook geen diepgaande teksten nodig heeft is ‘Time of Our Life’ wel erg plat, al is de link naar het oude ELO nummer ‘Telephone Line’ wel grappig. Voor je het in de gaten hebt is het album voorbij, maar misschien is dat ook wel omdat deze maar een half uur duurt.

Videoclip voor ‘Time of Our Life’ met beelden van het Jeff Lynne’s ELO concert in London (GB)

Net als op ‘Alone in the Universe’ speelt Lynne op ‘From Out of Nowhere’ nagenoeg alle instrumenten zelf in, enkel Tandy speelt een pianosolo op ‘One More Time’. Alhoewel dat zeker knap is mist het door deze aanpak wel een bandgevoel en klinkt het ook meer als een soloalbum. Ik vraag me af of het betrekken van de band een positief effect zou kunnen hebben op het songmateriaal en of zij Lynne wat meer uit zouden kunnen dagen om van de gebaande paden af te wijken. Productioneel is het, hoe kan het ook anders, weer op en top verzorgd en voorzien van Lynne’s uiterst herkenbare sound.

Jeff Lynne levert met From Out of Nowhere een album af dat voldoet aan de verwachtingen. Je weet dat je een goed verzorgde (retro)rockplaat voorgeschoteld krijgt met zijn kenmerkende sound, maar meer dan dat is het ook niet. Wat dat betreft klinkt het niet veel anders dan zijn vorige plaat ‘Alone in the Universe, maar mist het de uitschieters die dat album wel had. Is dat erg? Niet per se, soms is het fijn om in een tijdmachine te stappen die je terugbrengt naar de jaren 70/80. From Out of Nowhere voegt weinig tot niks toe aan Lynne’s grote carrière maar zorgt wel voor een mooi half uur durend reisje terug in de tijd.

Jeff Lynne’s ELO live in de Amsterdamse Ziggo Dome (2018)
Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag